Wetten : Grondstoffenbesluit 1997
1997 No. 48STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME
Staatsbesluit van 29 mei 1997 ter uitvoering van artikel 47 lid 1
van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111)
(Grondstoffenbesluit 1997).
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
Overwegende, dat in verband met de inwerkingtreding van de Wet Tarief
van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111) en de toetreding van de
Republiek Suriname tot de Gemeenschappelijke Markt van de CARICOM,
het wenselijk is het Staatsbesluit betreffende gehele of gedeeltelijke
vrijstelling van invoerrecht voor bepaalde grondstoffen, halffabrikaten,
hulpstoffen en verpakkingsmiddelen (G.B. 1961 no. 62, zoals laatstelijk
gewijzigd bij S.B. 1981 no. 143) geheel te herzien;
Heeft de Staatsraad gehoord, vastgesteld het onderstaand door de Raad
van Ministers voorbereid Staatsbesluit;
Artikel 1
1. Gehele vrijstelling van invoerrecht wordt verleend voor grond- en
hulpstoffen, halffabrikaten en verpakkingsmiddelen die worden ingevoerd
ten behoeve van productiebedrijven in de sectoren nijverheid, landbouw,
tuinbouw, sierteelt, veeteelt, visserij, voedingsmiddelen-, frisdranken- en
vruchtensappenindustrie.
2. In dit Staatsbesluit wordt onder grond- en hulpstoffen verstaan:
goederen die ten behoeve van een produktieproces in ons land duurzaam
worden aangewend of zodanig daarin worden verwerkt of bewerkt dat deze
een vormverandering ondergaan, waarbij in het geval van slechts bewerking
er na het bewerkingsproces sprake is van een duidelijke, merkbare
toegevoegde waarde.
3. In dit Staatsbesluit wordt onder een halffabrikaat verstaan: een goed dat
tijdens het produktieproces niet een vormverandering ondergaat maar dat
daarna, als onderdeel van het vervaardigde goed, zijn oorspronkelijke staat
en zijn zelfstandig karakter blijvend verliest.
Artikel 2
1. De in artikel 1 lid 1 bedoelde vrijstelling wordt slechts verleend aan
ondernemingen die binnen Suriname goederen vervaardigen en die bij de
Directeur der Belastingen bekend zijn als belastingplichtige.
2. De vrijstelling geschiedt bij wijze van schorsing.
3. Ter verkrijging van de vrijstelling dient de vrijstellingsgenietende op de
aangifte ten invoer te verklaren dat de betreffende goederen uitsluitend
zullen worden aangewend voor die vervaardiging van andere goederen.
4. Op de aangifte ten invoer dient de vrijstellingsgenietende het nummer
te vermelden waaronder hij binnen de Belastingdienst bekend is.
Artikel 3
Geen vrijstelling als bedoeld in artikel 1 van dit Staatsbesluit wordt gegeven, indien de vrijstelling niet in overeenstemming is met verplichtingen die voor de Republiek Suriname voortvloeien uit internationale verdragen.
Artikel 4
1. Geen vrijstelling als bedoeld in artikel 1 van dit Staatsbesluit wordt
verleend voor vervoermiddelen die moeten worden ingedeeld in hoofdstuk
87 van de tarieflijst als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet Tarief van
Invoerrechten 1996.
2. Geen vrijstelling wordt verleend voor verpakkingsmiddelen die geheel
of gedeeltelijk zijn vervaardigd uit edele metalen of waarin juwelen zijn
verwerkt, dan wel die naar waarde, aard of voorkomen niet in verhouding
staan tot de goederen die daarin zullen worden opgeborgen.
Artikel 5
1. Indien zulks naar het oordeel van de Minister in het economisch belang
van Suriname nodig is, kan de Minister, na overleg met de Minister belast
met Handel en Industrie, bij beschikking bepalen dat voor bepaalde goederen of verpakkingsmiddelen slechts een gedeeltelijke vrijstelling wordt verleend.
2. Indien zulks naar het oordeel van de Minister in het economisch belang
van Suriname nodig is, kan de Minister, na overleg met de Minister belast
met Handel en Industrie, bij beschikking bepalen dat goederen of
verpakkingsmiddelen geheel van vrijstelling worden uitgesloten.
3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde beschikkingen dienen
binnen zestig dagen na de dag van inwerkingtreding bij Staatsbesluit te
worden bekrachtigd. Indien de beschikkingen niet binnen deze termijn zijn
bekrachtigd, vervallen deze van rechtswege met ingang van de dag volgende
op de dag waarop de termijn van zestig dagen afloopt.
Artikel 6
Bij de inwerkingtreding van dit Staatsbesluit wordt het Staatsbesluit
betreffende gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht voor bepaalde
grondstoffen, halffabrikaten, hulpstoffen en verpakkingsmiddelen (G.B.
1961 no. 62, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 1981 no. 143) ingetrokken.
Artikel 7
1. Dit Staatsbesluit kan worden aangehaald als: "Grondstoffenbesluit
1997".
2. Het wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd
3. Het treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van zijn
afkondiging, met dien verstande dat het terugwerkt tot 1 april 1997.
4. De Minister van Financien is belast met de uitvoering van dit
Staatsbesluit.
Gegeven te Paramaribo, de 29ste mei 1997,
J.A. WIJDENBOSCH
Uitgegeven te Paramaribo, de 29ste mei 1997
De Minister van Binnenlandse Zaken,
S.W. KERTOIDJOJO
Staatsbesluit van 29 mei 1997 ter uitvoering van artikel 47 lid 1
van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111)
(Grondstoffenbesluit 1997).
NOTA VAN TOELICHTING
Met ingang van 1 januari 1996 is de Wet Tarief van Invoerrechten 1996
(S.B. 1995 no. 111) in werking getreden. Een van de wijzigingen die met
de nieuwe wet is bewerkstelligd, is een uitbreiding van de mogelijkheden
om grond- en hulpstoffen, halffabrikaten en verpakkingsmiddelen vrij te
stellen van invoerrechten. Op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet tarief
van Invoerrechten 1996 zijn vanaf 1 januari 1996 een aantal productie-
sectoren nieuw onder de werking van de onderhavige vrijstelling gebracht.
Deze sectoren zijn onder meer de frisdranken- en de voedingsmiddelen-
industrie. Om de opneming van deze twee sectoren in de vrijstellings-
bepaling effectief te maken dient een Staatsbesluit te worden opgesteld.
Op grond van artikel 1 van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 gelden
de daarin opgenomen definities ook voor de regelingen die gebaseerd zijn
op de Wet Tarief van Invoerrechten 1996. Dit betekent dat de Minister van
Financiën, (dat is de Minister die belast is met de zorg voor 's Lands
Financiën) ook voor de onderhavige regeling de bevoegde Minister is.
Met het oog op het bepaalde in artikel 65 van de Wet Tarief van Invoer-
rechten 1996 is het Staatsbesluit betreffende gehele of gedeeltelijke
vrijstelling van invoerrecht voor bepaalde grondstoffen, halffabrikaten,
hulpstoffen en verpakkingsmiddelen (G.B. 1961 no. 62, zoals laatstelijk
gewijzigd bij S.B. 1981 no. 143) vooralsnog van kracht gebleven.
Dit Staatsbesluit is in de loop der jaren regelmatig aangepast. Als gevolg
daarvan is de geldende tekst van dit Staatsbesluit nagenoeg ontoegankelijk
geworden. Gelet op de noodzakelijke en omvangrijke wijziging van het
Staatsbesluit die voortvloeit uit de nieuwe wettelijke regeling, is het gewenst
om een geheel nieuw Staatsbesluit vast te stellen. Hierdoor wordt de
toegankelijkheid van de regeling sterk verbeterd.
Het onderhavige ontwerp voorziet in beginsel dan ook in een algehele
vrijstelling van invoerrecht voor ondernemingen die in Suriname goederen
vervaardigen. Het is daarbij in beginsel niet van belang of de hier
vervaardigde goederen zullen worden uitgevoerd of dat de goederen in Suri-
name worden geconsumeerd. Gekozen is voor een algehele vrijstelling
omdat het Surinaams bedrijfsleven in ernstige problemen is geraakt door de
harde concurrentie van fabrikanten uit de overige CARICOM landen.
Naast andere economische voordelen die deze fabrikanten hebben, blijkt dat
zij tevens vrijstelling van invoerrecht genieten voor de door hen gebruikte
grondstoffen, hulpstoffen, halffabrikaten en verpakkingsmiddelen.
Het gevolg hiervan is dat het Surinaams bedrijfsleven in een oneerlijke
concurrentiepositie is komen te verkeren en op veel markten terrein verliest.
Dit Staatsbesluit beoogt om deze nadelige positie op te heffen. De besparing
die voor het Surinaams bedrijfsleven uit dit Staatsbesluit voortvloeit, moet
gezien worden als een incentive en een stimulans voor de productiesector
waardoor de basis van de economie van Suriname wordt versterkt.
Onder grond- en hulpstoffen wordt verstaan: een goed dat ten behoeve
van een productieproces in ons land duurzaam wordt aangewend of zodanig
daarin wordt verwerkt of bewerkt dat het een vormverandering ondergaat,
waarbij in het geval van slechts bewerking er na het bewerkingsproces
sprake dient te zijn van een duidelijke, merkbare toegevoegde waarde. Een
halffabrikaat is een goed dat tijdens het productieproces niet een
vormverandering ondergaat maar dat daarna zijn oorspronkelijke staat en
zijn zelfstandig karakter blijvend heeft verloren. Het mag duidelijk zijn dat
als gevolg van deze definities slechts die goederen worden vrijgesteld die
rechtstreeks in verband gebracht kunnen worden met de geproduceerde
goederen. Kantoormeubilair van een fabrikant valt er dus buiten. Ook bij
voorbeeld verlichtingsmateriaal in een fabriekshal valt niet binnen het
bereik van deze vrijstelling. De ingevoerde goederen moeten worden ingezet
in een produktieproces. Deze eis heeft bij voorbeeld tot gevolg dat auto
onderdelen die bij het herstel van een auto worden gebruikt niet voor
vrijstelling in aanmerking komen. Hier is immers geen sprake van een
productieproces.
Er is evenmin sprake van een produktieproces wanneer goederen in grote
verpakkingen fabrieksmatig worden omgezet in eenheden die meer geschikt
zijn voor de kleinhandel. Van een produktieproces is slechts sprake
wanneer het een fabrieksmatige wijze van produceren betreft. Wat betreft
de agrarische sector kan deze vrijstelling slechts worden toegepast indien de
land- of tuinbouwer kan worden aangemerkt als ondernemer in de zin van
andere directe of indirecte belastingen.
Het begrip verpakkingsmiddelen moet ruim worden uitgelegd. Onder het
begrip vallen ook onderdelen van verpakkingen zoals bij voorbeeld nietjes.
Lijm en nietjes om dozen en andere verpakkingsmiddelen te maken vallen
ook binnen de vrijstelling van dit besluit.
In het overleg, dat in het kader van het opstellen van dit Staatsbesluit met
het georganiseerd bedrijfsleven is gevoerd, is duidelijk geworden dat het
niet mogelijk is sluitende lijsten van vrijstellingsgenietenden en
vrijstellingsgoederen op te stellen. Deze lijsten kunnen allereerst al vanwege
hun omvang niet in de tekst van het Staatsbesluit worden opgenomen.
Daarnaast is opneming van deze lijsten in de tekst van het Staatsbesluit niet wenselijk omdat door productvernieuwingen regelmatig wijzigingen en de beëindiging van activiteiten veranderingen zullen optreden in de reeks van benodigde grond- en hulpstoffen.
Aanpassing aan de nieuwe situatie zou steeds bij Staatsbesluit moeten
geschieden met als gevolg dat het geheel op den duur onoverzichtelijk zou
worden hetgeen de slagvaardigheid niet ten goede komt. Een dergelijke
redenering geldt met betrekking tot de lijst van vrijstellingsgenietenden.
Ter vaststelling van goederen die onder deze vrijstelling vallen is in het
Staatsbesluit dan ook gekozen voor de methode van algemene aanduidingen.
De ambtenaren van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen moeten met
behulp daarvan bepalen of een goed door een ondernemer wordt gebruikt als
grondstof, hulpstof of halffabrikaat.
Het oogmerk van dit Staatsbesluit is om de productiesector op een
controleerbare wijze te stimuleren. Het Staatsbesluit gaat er vanuit dat de
vrijstelling geschiedt bij wijze van schorsing van het invoerrecht. Het
alternatief is dat de vrijstelling wordt verleend bij wijze van teruggaaf.
Omwille van het terugdringen van de administratieve verplichtingen is niet
gekozen voor de methode van teruggaaf. Bovendien heeft de methode van
teruggaaf tot gevolg dat beslag gelegd wordt op de financieringsruimte van
de ondernemer. Dit dient nu juist, gelet op de moeilijke positie waarin de
Surinaamse ondernemer zich bevindt, te worden voorkomen. Het feit dat de
vrijstelling bij wijze van schorsing geschiedt heeft tot gevolg dat de
vrijstellingsgenietende bij de invoer geen invoerrechten behoeft te voldoen.
De heffing, dat wil zeggen de betaling van de invoerrechten, wordt aldus
opgeschort. Indien de vrijstellingsgenietende alle vrijstellingsbepalingen
naleeft, zal de betaling ook nimmer plaatsvinden. Op het moment van invoer
heeft de douane een eerste gelegenheid om te beoordelen of degene die er
beroep doet op deze vrijstellingsregeling ook daadwerkelijk een bedrijf is dat
de in te voeren goederen zal gaan gebruiken voor de produktie van goederen
dan wel voor het verpakken van goederen. Uiteraard ligt het voor de hand
dat indien de ambtenaren bekend zijn met dit gegeven, zij deze controle niet
nog eens zullen uitvoeren. De douane heeft nog wel het recht om ter zake
bij de vrijstellingsgenietende een nacontrole in te stellen, dit is de tweede
gelegenheid om na te gaan of de met vrijstelling ingevoerde goederen door
de vrijstellingsgenietende zelf inderdaad voor het bestemde doel zijn ge- of
verbruikt.
|