Wetten : Wet Tarief van Invoerrechten 1996
Wet van 28 december 1995 houdende vaststelling
van een nieuw Tarief van Invoerrechten
(Wet Tarief van Invoerrechten 1996)
STAATSBLAD 1995 No. 111
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
In overweging genomen hebbende:
dat het in verband met de verplichtingen die voortvloeien uit de toetreding van de Republiek Suriname tot de CARICOM Common Market, noodzakelijk is een nieuwe tarieflijst, nieuwe indelingsregels en een nieuwe waardedefinitie vast te stellen;
dat de Invoerrechtenregeling 1981 (S.B. 1981 no. 132) waarin de huidige tarieflijst is opgenomen, sinds de inwerkingtreding op een groot aantal plaatsen is gewijzigd, waardoor het - omwille van een overzichtelijke wetgeving - wenselijk is de overige daarin opgenomen bepalingen opnieuw te publiceren;
Heeft, de Staatsraad gehoord, na goedkeuring door De Nationale Assemblée, bekrachtigd de onderstaande wet:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
In het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
a. de Minister : de Minister van Financiën;
b. de Directeur : de Directeur der Belastingen;
c. de Inspecteur : de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen;
d. de Ontvanger : de Ontvanger der Invoerrechten en Accijnzen;
e. de ambtenaren : alle ambtenaren werkzaam bij de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen of bij de Ontvanger der invoerrechten en Accijnzen;
f. waarde : de waarde die overeenkomstig deze wet bij de invoer van goederen wordt vastgesteld;
g. identieke goederen : goederen die in alle opzichten gelijk aan elkaar zijn met inbegrip van de materiële kenmerken, kwaliteit en reputatie,
h. soortgelijke goederen : goederen die, ofschoon zij niet in alle opzichten aan elkaar gelijk zijn, toch dezelfde kenmerken vertonen en gelijksoortige
i. goederen van dezelfde aard : goederen van een groep of reeks van goederen, de identieke of soortgelijke goederen hieronder begrepen, die worden of van hetzelfde karakter : voortgebracht door een bepaalde industrie of industriesector;
j. voortgebrachte goederen : goederen die zijn geteeld, vervaardigd of gewonnen;
k. Raad van Beroep : de Raad van Beroep als bedoeld in artikel 56 van deze wet;
l. de Scheepvaartwet : de Scheepvaartwet (G.B. 1939 no. 30).
Artikel 2
1. Onder de naam invoerrecht wordt, met inachtneming van de bepalingen van deze wet, een belasting geheven van de invoer van goederen in Suriname; de belasting is verschuldigd zo menigmaal de goederen worden ingevoerd.
2. Het invoerrecht wordt geheven naar de waarde van de goederen, waarbij de goederen worden belast overeenkomstig de tarieflijst die is opgenomen als bijlage bij deze wet; in plaats van of aanvullend op de heffing naar de waarde van de goederen kan het invoerrecht ook worden geheven per stuk, naar het gewicht of het volume, dan wel naar een andere eenheid.
3. Waar in deze wet wordt gesproken van "post" wordt daaronder zowel verstaan een volgnummer met bijbehorende tekst in de in lid 2 van dit artikel bedoelde tarieflijst als onderdeel daarvan, waarbij voor de goederen al dan niet een invoerrecht is uitgetrokken.
4. Goederen, die ingevolge de bepalingen van deze wet afzonderlijk belastbaar zijn, worden bij de invoer afzonderlijk aangegeven.
5. Voor zover niet strijdig met internationale bepalingen kan de Minister bij beschikking, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, bepalen dat de heffing van een invoerrecht geheel of gedeeltelijk wordt geschorst.
6. Voor zover niet strijdig met internationale bepalingen kunnen posten bij beschikking van de Minister worden uitgesplitst of samengetrokken.
7. In het belang van de economie van Suriname en voor zover niet strijdig met internationale bepalingen, kan de Minister, na overleg met de Minister van Handel en Industrie, bij beschikking het voor een bepaalde post vastgestelde tarief wijzigen; binnen een periode van zestig dagen na de inwerkingtreding van de beschikking dient een wetsontwerp tot bekrachtiging van de beschikking bij De Nationale Assemblée te worden ingediend. Indien het wetsontwerp tot bekrachtiging binnen de voorgeschreven termijn van zestig dagen bij De Nationale Assemblée is ingediend maar vervolgens niet binnen deze termijn door De Nationale Assemblée wordt goedgekeurd, vervalt de beschikking van rechtswege met ingang van de dag volgende op de dag waarop De Nationale Assemblée het wetsontwerp heeft verworpen; indien het wetsontwerp tot bekrachtiging niet binnen de voorgeschreven termijn van zestig dagen bij De Nationale Assemblée is ingediend, vervalt de beschikking van rechtswege met ingang van de dag volgende op de dag waarop deze termijn afloopt.
Artikel 3
1. Tenzij in de tarieflijst anders is bepaald, wordt voor goederen die naar het gewicht worden belast, het invoerrecht, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, geheven naar het nettogewicht.
2. Voor de vaststelling van het nettogewicht kunnen de ambtenaren, al dan niet op verzoek van de aangever, volstaan met opneming van het brutogewicht per colli met aftrek van de tarra.
3. Indien van goederen verpakt in meerdere colli van dezelfde soort en grootte het nettogewicht moet worden vastgesteld, zijn de ambtenaren, al dan niet op verzoek van de aangever, bevoegd de tarra op te nemen door weging na lediging van enkele van die colli door hen aan te wijzen. Naar de uitkomst van die weging wordt de tarra van al die colli berekend.
4. Ter vaststelling van het brutogewicht kunnen de ambtenaren, al dan niet op verzoek van de aangever, volstaan met weging van één tiende gedeelte van het aantal gelijksoortige colli, door hen aan te wijzen. Naar de verkregen uitkomst wordt dan het totale brutogewicht van alle gelijksoortige colli berekend. Indien de aangever in het hier bedoelde geval verlangt dat in plaats van bedoeld één tiende gedeelte de gehele partij gewogen zal worden, zal dit op zijn kosten geschieden, mits hij het verlangde daartoe vóór de opneming aan de met de opneming belaste ambtenaren te kennen geeft.
Artikel 4
Voor natte waren naar de maat belast, wordt het invoerrecht, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, geheven naar de werkelijk aanwezige hoeveelheid.
Artikel 5
1. Voor de berekening van het invoerrecht wordt de waarde naar boven afgerond tot hele guldens.
2. Indien invoerrechten worden geheven naar een andere maatstaf dan de waarde, wordt voor de berekening van het verschuldigde bedrag aan invoerrechten een gedeelte van de eenheid van de maatstaf van heffing naar boven afgerond in een gehele eenheid.
Artikel 6
1. Het verschuldigde invoerrecht wordt per afzonderlijk aan te geven goed naar boven afgerond tot hele guldens.
2. Het invoerrecht bedraagt voor iedere aangifte ten invoer ten minste SRD. 25,- (vijfentwintig dollar).
Artikel 7
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 wordt voor bij Staatsbesluit aangewezen bedrijven het invoerrecht vastgesteld in door de President van de Republiek Suriname aangewezen muntsoort; de afrondingsregels uit artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 1, zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK Ia
Bevoegdheden
Artikel 7a
De ambtenaren zijn bevoegd van een ieder inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen alsmede inlichtingen in te winnen voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is; zij kunnen zich bij de uitoefening van deze bevoegdheid laten vergezellen door vanwege de Inspecteur of de Ontvanger aan te wijzen personen.
HOOFDSTUK II
Indelingsregels
Artikel 8
1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken van de tarieflijst wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling in de tarieflijst zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken alsmede - voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de in de volgende leden van dit artikel opgenomen regels.
2. De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont; deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gedemonteerde staat.
3. Onder een in een post vermelde stof wordt niet alleen verstaan die stof in zuivere staat, doch ook vermengd of verbonden met andere stoffen. Evenzo worden onder werken van een genoemde stof niet alleen verstaan die werken, die geheel uit die stof bestaan, doch ook werken, die gedeeltelijk uit die stof bestaan. De in dit lid genoemde mengsels en samengestelde werken worden ingedeeld met inachtneming van de in lid 4 van dit artikel vermelde beginselen.
4. Indien goederen met toepassing van het bepaalde in lid 3 van dit artikel of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling in de tarieflijst onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:
a. de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot de bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een vollediger of nauwkeuriger omschrijving geeft;
b. mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het in dit lid onder a bepaalde, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald;
c. in de gevallen waarin indeling in de tarieflijst aan de hand van het onder a en b van dit lid bepaalde niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
5. Goederen die niet overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 in de tarieflijst kunnen worden ingedeeld, worden ingedeeld onder de post, die van toepassing is op de goederen waarmede zij de meeste overeenkomst vertonen.
6. Voor de hierna genoemde goederen gelden bovendien de volgende regels:
a. etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten, of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden in de tarieflijst ingedeeld onder dezelfde post als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht; deze regel geldt echter niet voor verpakkingsmiddelen die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen in welk geval zij in de tarieflijst worden ingedeeld onder de post die als zodanig geldt voor dat verpakkingsmiddel;
b. behoudens het in dit lid onder a bepaalde, worden gevulde verpakkingsmiddelen in de tarieflijst ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Verpakkingsmiddelen die kennelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik worden in de tarieflijst ingedeeld onder de post die als zodanig geldt voor dat verpakkingsmiddel; onder verpakkingsmiddelen worden verstaan, alle uitwendige en inwendige bergingsmiddelen, omhulsels, opwindmiddelen en dergelijke voorzieningen, met uitsluiting van vervoermiddelen - met name containers - dekkleden en het stuw- en hulpmateriaal; hieronder worden echter niet verstaan de onder a van dit lid bedoelde bergingsmiddelen.
7. Voor de indeling in de tarieflijst van goederen kunnen uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar worden vergeleken.
8. Indien het gewicht van belang is voor de indeling in de tarieflijst, moet het nettogewicht worden gehanteerd.
9. De Minister kan bij beschikking nadere aanwijzingen geven omtrent de indeling van goederen in de tarieflijst.
HOOFDSTUK III
Waarde
Artikel 9
1. De waarde van de ingevoerde goederen dient te worden vastgesteld met toepassing van artikel 10, telkens wanneer aan de daarin genoemde voorwaarden is voldaan.
2. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 10, dient de waarde van de ingevoerde goederen te worden vastgesteld met toepassing van één van methoden die achtereenvolgens zijn opgenomen in de artikelen 11, 12, 13 of 14; indien wordt voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden moet de eerstkomende methode gehanteerd worden; de volgorde van de methoden uit de artikelen 13 en 14 kan op verzoek van de aangever omgekeerd worden.
3. Indien de waarde van ingevoerde goederen niet kan worden vastgesteld met toepassing van de artikelen 10, 11, 12, 13 of 14 wordt zij aan de hand van in Suriname beschikbare gegevens vastgesteld met behulp van redelijke middelen die in overeenstemming zijn met de beginselen en de algemene bepalingen van dit hoofdstuk; de waarde die volgens deze methode wordt vastgesteld moet zoveel mogelijk worden gebaseerd op eerder overeenkomstig dit hoofdstuk vastgestelde waarden van identieke of soortgelijke goederen.
4. De waarde, vastgesteld op grond van dit lid wordt nimmer gebaseerd op:
a. de verkoopprijs in Suriname van goederen die in Suriname zijn voortgebracht;
b. een stelsel dat voor douanedoeleinden voorziet in de aanvaarding van de hoogste van twee in aanmerking komende waarden;
c. de prijs van goederen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer;
d. de kosten van voortbrenging, andere dan berekende waarden die overeenkomstig artikel 14 zijn vastgesteld voor identieke of soortgelijke goederen;
e. prijzen voor uitvoer naar andere landen dan naar Suriname;
f. minimum waarden; of
g. willekeurig vastgestelde of fictieve waarden.
5. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien:
a. zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken;
b. zij ingevolge de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken te zijn verbonden;
c. zij werkgever en werknemer zijn;
d. enig persoon, direct of indirect 5 procent of meer van het stemgerechtigd uitstaand kapitaal of aandelen van beide bezit, controleert of houdt;
e. één van hen de ander, direct of indirect, controleert;
f. beide, direct of indirect, worden gecontroleerd door een derde persoon;
g. zij samen, direct of indirect, een derde persoon controleren; of
h. zij leden zijn van dezelfde familie; personen worden geacht leden van dezelfde familie te zijn indien zij op één van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn:
1 -echtgenoot en echtgenote of gelijkwaardige samenlevingsvormen;
2 -ouder en kind;
3 -broers en zusters (of halfbroers en halfzusters);
4 -grootouder en kleinkind;
5 -oom of tante en neef of nicht (oomzegger);
6 -schoonouder en schoondochter of schoonzoon;
7 -zwagers en schoonzusters.
6. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden personen die in zaken zijn verbonden doordat de één exclusief agent, exclusief distributeur of exclusief concessiehouder of hoedanig ook aangeduid, van de ander is, enkel geacht te zijn verbonden indien zij aan een van de criteria van lid 5 van dit artikel beantwoorden.
7. Wanneer goederen, voordat zij worden ingevoerd, onder toezicht van de douane in Suriname een behandeling hebben ondergaan, wordt op verzoek van de aangever voor het bepalen van de waarde uitgegaan van de soort en de hoeveelheid die in aanmerking zouden zijn genomen indien de betrokken goederen zonder de betreffende behandeling zouden zijn ingevoerd.
Artikel 10
1. De waarde van goederen, vastgesteld met toepassing van dit artikel, is de transactiewaarde, dat wil zeggen de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij worden verkocht voor uitvoer naar Suriname; de transactiewaarde wordt als waarde aanvaard, mits:
a. er ten aanzien van de overdracht of het gebruik van de goederen door de koper geen beperkingen zijn, met uitzondering van die welke:
1 worden opgelegd of geëist door de wet of de autoriteiten in Suriname;
2 het geografische gebied beperken waarbinnen de goederen mogen worden doorverkocht; of
3 de waarde van de goederen niet aanzienlijk beïnvloeden;
b. de verkoop of de prijs niet afhankelijk is gesteld van enige voorwaarde of prestatie waarvan de waarde met betrekking tot de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald, niet kan worden vastgesteld;
c. geen enkel deel van de opbrengst van elke latere wederverkoop, overdracht onderscheidenlijk van elk later gebruik van de goederen door de koper, direct of indirect, ten goede zal komen aan de verkoper, tenzij krachtens artikel 15 een geëigende aanpassing kan worden uitgevoerd;
d. de koper en de verkoper niet onderling zijn verbonden of, indien dat wel het geval is, de transactiewaarde overeenkomstig de bepalingen van lid 2 aanvaardbaar is.
2. Ter bepaling van de aanvaardbaarheid van de transactiewaarde voor de toepassing van lid 1 van dit artikel, vormt de omstandigheid dat de koper en de verkoper onderling verbonden zijn op zich geen voldoende reden om de transactiewaarde als niet aanvaardbaar aan te merken; indien noodzakelijk worden de omstandigheden van de verkoop onderzocht en wordt de transactiewaarde aanvaard als de verbondenheid geen invloed heeft gehad op de prijs. Wanneer de Inspecteur op grond van informatie van de aangever of op grond van op andere wijze verkregen inlichtingen, redenen heeft aan te nemen dat het feit van verbonden zijn de prijs heeft beïnvloed, deelt hij die redenen mee aan de aangever, die twee maanden de gelegenheid krijgt om te reageren; indien de aangever dat verlangt, wordt hij van die redenen schriftelijk in kennis gesteld.
3. Bij een verkoop tussen verbonden personen wordt de transactiewaarde aanvaard en de waarde van de goederen vastgesteld overeenkomstig lid 1 van dit artikel, wanneer de aangever aantoont dat op hetzelfde of ongeveer hetzelfde tijdstip die waarde een van de volgende waarden zeer dicht nabij komt:
1. de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen bij verkopen voor uitvoer naar Suriname tussen kopers en verkopers die niet zijn verbonden;
2. de waarde van identieke of soortgelijke goederen zoals vastgesteld met toepassing van artikel 13;
3. de waarde van identiek of soortgelijke goederen zoals vastgesteld met toepassing van artikel 14;
bij de toepassing van de vorenstaande criteria wordt naar behoren rekening gehouden met aangetoonde verschillen in handelsniveaus, de hoeveelheden, de elementen genoemd in artikel 15 en met kosten die de verkoper bij verkopen aan een niet met hem verbonden koper draagt, maar die hij niet draagt bij verkopen aan kopers die wel met hem zijn verbonden.
4. De in lid 3 van dit artikel genoemde waarden worden gehanteerd op verzoek van de aangever en mogen alleen dienen voor vergelijking; vervangende waarden kunnen niet worden vastgesteld met toepassing van de bepalingen genoemd in lid 3 van dit artikel.
5. De werkelijk betaalde of te betalen prijs is de totale betaling die door de koper aan de verkoper of ten behoeve van de verkoper voor de ingevoerde goederen is of moet worden gedaan en omvat alle betalingen die als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen, hetzij door de koper aan de verkoper, hetzij door de koper aan een derde ter nakoming van een verplichting van de verkoper, werkelijk zijn of moeten worden voldaan; de betaling behoeft niet noodzakelijk in geld te geschieden, zij kan door middel van kredietbrieven of verhandelbaar papier worden verricht en zowel direct of indirect geschieden.
6. De activiteiten, daaronder begrepen activiteiten die verband houden met het verhandelen van de goederen, met uitzondering van de activiteiten waarvoor in artikel 15 in een aanpassing is voorzien, worden niet als een indirecte betaling aan de verkoper beschouwd, ook niet indien deze activiteiten kunnen worden geacht de verkoper tot voordeel te strekken of met diens instemming te zijn verricht; de kosten van deze activiteiten worden bij de vaststelling van de waarde van ingevoerde goederen niet bij de werkelijk betaalde of te betalen prijs geteld; onder activiteiten die verband houden met het verhandelen van de goederen vallen alle activiteiten die verband houden met marktonderzoek, reclame voor en promotie van de verkoop van de betrokken goederen, alsmede de activiteiten die verband houden met de voor de goederen verstrekte garanties.
7. Indien goederen die ten invoer worden aangegeven, deel uitmaken van een grotere in een enkele transactie aangekochte hoeveelheid van dezelfde goederen, is de werkelijk betaalde of te betalen prijs, voor de toepassing van dit artikel een prijs die in dezelfde verhouding staat tot de totale prijs als de aangegeven hoeveelheid staat tot de totale aangekochte hoeveelheid.
8. Een verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs wordt ook toegepast in geval van gedeeltelijk verlies of in geval van beschadiging, vóór de aangifte ten invoer van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald.
9. Indien de goederen tussen het tijdstip van de verkoop en het tijdstip van de aangifte ten invoer, in een derde land zijn gebruikt, is de toepassing van de transactiewaarde evenwel niet verplicht.
10. De koper behoeft aan geen enkele andere voorwaarde te voldoen dan partij te zijn bij het koopcontract.
Artikel 11
1. De met toepassing van dit artikel vastgestelde waarde van de ingevoerde goederen is de transactiewaarde van identieke goederen die voor uitvoer naar Suriname zijn verkocht en die zijn uitgevoerd op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip als dat van uitvoer van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde vastgesteld op basis van de transactiewaarde van identieke goederen die zijn verkocht op hetzelfde handelsniveau en in nagenoeg dezelfde hoeveelheid als de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald; indien een dergelijke verkoop niet wordt vastgesteld, wordt gebruik gemaakt van de transactiewaarde van identieke goederen die zijn verkocht op een verschillend handelsniveau of in verschillende hoeveelheden, aangepast ten einde rekening te houden met de verschillen in handelsniveau of hoeveelheid, mits dergelijke aanpassingen kunnen worden gegrond op bewijzen waaruit duidelijk blijkt dat zij redelijk en exact zijn en daargelaten of daaruit een verhoging of een verlaging van de waarde voortvloeit.
3. Indien de in artikel 15, lid 1, onder e, bedoelde kosten zijn begrepen in de transactiewaarde, wordt deze waarde aangepast ten einde rekening te houden met belangrijke verschillen die, als gevolg van de verschillende afstanden en wijzen van vervoer, tussen de kosten voor de ingevoerde goederen en de in aanmerking genomen identieke goederen kunnen bestaan.
4. Indien met toepassing van dit artikel meer dan één transactiewaarde van identieke goederen wordt gevonden, wordt de laagste van die waarden gebruikt voor de vaststelling van de waarde van de ingevoerde goederen.
5. Bij de toepassing van dit artikel wordt een transactiewaarde voor goederen die zijn voortgebracht door een andere persoon slechts in aanmerking genomen indien met toepassing van lid 1 van dit artikel geen transactiewaarde wordt gevonden voor identieke goederen die zijn voortgebracht door dezelfde persoon als de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder transactiewaarde van ingevoerde identieke goederen verstaan een overeenkomstig artikel 10 vroeger vastgestelde waarde, aangepast zoals bedoeld in lid 1, onder b, en lid 2 van artikel 10.
Artikel 12
1. De met toepassing van dit artikel vastgestelde waarde van de ingevoerde goederen is de transactiewaarde van soortgelijke goederen die voor uitvoer naar Suriname zijn verkocht en die zijn uitgevoerd op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip als dat van uitvoer van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde vastgesteld op basis van de transactiewaarde van soortgelijke goederen die zijn verkocht op hetzelfde handelsniveau en in nagenoeg dezelfde hoeveelheid als de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald; indien een dergelijke verkoop niet wordt vastgesteld, wordt gebruik gemaakt van de transactiewaarde van soortgelijke goederen die zijn verkocht op een verschillend handelsniveau of in verschillende hoeveelheden, aangepast ten einde rekening te houden met de verschillen in handelsniveau of hoeveelheid, mits dergelijke aanpassingen kunnen worden gegrond op bewijzen waaruit duidelijk blijkt dat zij redelijk en exact zijn en daargelaten of daaruit een verhoging of een verlaging van de waarde voortvloeit.
3. Indien de in artikel 15, lid 1, onder e, bedoelde kosten zijn begrepen in de transactiewaarde, wordt deze waarde aangepast ten einde rekening te houden met belangrijke verschillen die, als gevolg van de verschillende afstanden en wijzen van vervoer, tussen de kosten voor de ingevoerde goederen en de in aanmerking genomen soortgelijke goederen kunnen bestaan.
4. Indien bij de toepassing van dit artikel meer dan één transactiewaarde van soortgelijke goederen wordt gevonden, wordt de laagste van die waarden gebruikt voor de vaststelling van de waarde van de ingevoerde goederen.
5. Bij de toepassing van dit artikel wordt een transactiewaarde voor goederen die zijn voortgebracht door een andere persoon slechts in aanmerking genomen indien met toepassing van lid 1 van dit artikel geen transactiewaarde wordt gevonden voor soortgelijke goederen die zijn voortgebracht door dezelfde persoon als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder transactiewaarde van ingevoerde soortgelijke goederen verstaan een overeenkomstig artikel 10 vroeger vastgestelde waarde, aangepast zoals bedoeld in lid 1, onder b, en lid 2 van artikel 10.
Artikel 13
1. Indien de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in Suriname worden verkocht in de staat waarin zij zijn ingevoerd, wordt de waarde van ingevoerde goederen, vastgesteld met toepassing van dit artikel, gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen, op of omstreeks het tijdstip van invoer van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald, de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen aldus in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht aan personen die niet zijn verbonden met de personen van wie zij deze goederen kopen, onder voorbehoud van aftrek van de volgende elementen:
1. hetzij de commissies die gewoonlijk worden betaald of overeengekomen, hetzij de gebruikelijke opslagen voor winst en algemene kosten (directe en indirecte kosten in verband met het verhandelen van de betrokken goederen daaronder begrepen) bij verkopen in Suriname van ingevoerde goederen van dezelfde aard of hetzelfde karakter;
2. de gebruikelijke kosten van vervoer en verzekering en daarmede verbonden kosten, ontstaan in Suriname; en
3. de invoerrechten en andere belastingen die in Suriname zijn verschuldigd bij de invoer of de verkoop van de goederen.
2. Indien noch de ingevoerde goederen, noch ingevoerde identieke, noch ingevoerde soortgelijke goederen worden verkocht op of omstreeks het tijdstip van de invoer van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald, wordt de waarde van de ingevoerde goederen, vastgesteld met toepassing van de bepalingen van dit artikel, behoudens de bepalingen van lid 1 van dit artikel, gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen, dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen, in de staat waarin zij zijn ingevoerd, in Suriname worden verkocht op de vroegste datum na de invoer van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald, doch in ieder geval binnen negentig dagen na die invoer.
3. Wanneer noch de ingevoerde goederen, noch de ingevoerde identieke of soortgelijke goederen, in dezelfde staat, in Suriname worden verkocht, wordt op verzoek van de importeur de waarde gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen, na bewerking of verwerking, in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht aan in Suriname gevestigde personen die niet zijn verbonden met de personen in Suriname van wie zij deze goederen kopen, onder aftrek van de waarde die door de bewerking of verwerking is toegevoegd en de aftrekposten als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
4. Voor de toepassing van dit artikel is de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht de prijs waartegen het grootste aantal eenheden, op het eerste handelsniveau na invoer, wordt verkocht aan personen die niet zijn verbonden.
5. Een verkoop in Suriname aan een persoon die gratis of tegen verminderde prijs direct of indirect één of meer van de in artikel 15, lid 1, onder b, bedoelde elementen levert voor gebruik in verband met de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, dient voor de toepassing van dit artikel niet in aanmerking te worden genomen bij de vaststelling van de prijs per eenheid.
6. Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel is de "vroegste datum" de datum waarop de verkopen van de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen tot stand komen in een hoeveelheid die voldoende is om de prijs per eenheid vast te stellen.
Artikel 14
1. De met toepassing van dit artikel vastgestelde waarde is de berekende waarde, bestaande uit de som van:
a. de kosten of waarde van de materialen en van de vervaardiging en van vervaardiging of van andere, bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen verrichte behandelingen;
b. een bedrag voor winst en bedrijfskosten dat gelijk is aan het bedrag dat gewoonlijk in aanmerking wordt genomen wanneer producenten in het land van uitvoer goederen van dezelfde aard of dezelfde soort als die waarvan de waarde moet worden bepaald;
c. de kosten of de waarde van de artikel 15, lid 1, onder e, bedoelde elementen.
2. Onder de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging als bedoeld in lid 1, onder a, van dit artikel zijn begrepen de kosten van de elementen bedoeld in artikel 15, lid 1, onder a, onderdelen 2 en 3; daaronder is mede begrepen de waarde, op passende wijze toebedeeld, van ieder in artikel 15, lid 1, onder b, omschreven product dat of dienst die door de koper - direct of indirect - is geleverd voor gebruik in verband met de voortbrenging van de ingevoerde goederen; de waarde van de in artikel 15, lid 1, onder b, onderdeel 4, genoemde zaken die in Suriname worden verricht, wordt slechts in de kosten of de waarde begrepen voor zover zij in rekening worden gebracht aan degene die de goederen voortbrengt.
Artikel 15
1. Voor het vaststellen van de waarde met toepassing van artikel 10, wordt de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met:
a. de volgende elementen, voor zover deze ten laste komen van de koper en zij niet begrepen zijn in de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs:
1. commissies en courtage, met uitzondering van inkoopcommissies;
2. de kosten van verpakkingsmiddelen die voor douanedoeleinden één geheel worden geacht te zijn met de goederen;
3. de kosten van het verpakken, zowel van het arbeidsloon als van het materiaal;
b. de op passende wijze toegerekende waarde van de onderstaande goederen en diensten indien deze gratis of tegen verminderde prijs direct of indirect door de koper worden geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, voor zover deze waarde niet is begrepen in de werkelijke betaalde of te betalen prijs:
1. materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt;
2. werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen, die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;
3. materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt;
4. engineering, ontwikkeling, werken van kunst en ontwerpen, tekeningen en schetsen, verricht of gemaakt elders dan in Suriname worden verricht of gemaakt en voor de voortbrenging van de ingevoerde goederen noodzakelijk zijn;
c. royalties en licentierechten betrekking hebbende op de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald, die de koper, als voorwaarde van de verkoop van deze goederen, hetzij direct, hetzij indirect moet betalen voor zover deze royalties en licentierechten niet zijn begrepen in de werkelijk betaalde of te betalen prijs;
d. de waarde van elk deel van de opbrengst van elke latere wederverkoop, overdracht of gebruik van de ingevoerde goederen dat de verkoper direct of indirect ten goede komt;
e. 1 de kosten van vervoer en verzekering van de ingevoerde goederen in verband met het vervoer, en
2 de kosten van het laden en van handelingen met de ingevoerde goederen in verband met het vervoer, beide gerekend tot de plaats van invoer;
de plaats van invoer is de plaats in Suriname waar de goederen gelost worden uit het vervoermiddel waarmee de goederen zijn binnengevoerd; de kosten van vervoer na de invoer behoren niet tot de waarde, mits deze zijn te onderscheiden van de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde prijs of te betalen prijs.
2. Wanneer met toepassing van dit artikel elementen aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs worden toegevoegd, dient dit uitsluitend te geschieden op basis van objectieve en meetbare gegevens.
3. Voor de vaststelling van de waarde worden aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs geen elementen toegevoegd, met uitzondering van die welke in dit artikel zijn genoemd.
4. In dit artikel wordt onder "inkoopcommissies" verstaan, de door een importeur aan zijn agent betaalde vergoedingen voor de dienst die erin bestaat hem te vertegenwoordigen bij de aankoop van de goederen waarvan de waarde moet worden bepaald.
5. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, onder c, van dit artikel:
a. worden de kosten ter verkrijging van het recht tot verveelvoudiging van de in Suriname ingevoerde goederen bij de vaststelling van de waarde niet aan de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs toegevoegd;
b. worden de door de koper verrichte betalingen ter verkrijging van het recht tot distributie of wederverkoop van de ingevoerde goederen niet aan de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs toegevoegd, indien deze betalingen geen voorwaarde zijn voor de verkoop van de goederen voor uitvoer naar Suriname.
6. Rente die uit hoofde van een door de koper in verband met de aankoop van de ingevoerde goederen gesloten financieringsovereenkomst moet worden betaald, maakt, ongeacht of de financiering door de verkoper of een andere persoon wordt verstrekt, geen deel uit van de waarde op welke wijze deze ook is vastgesteld mits:
1. de betreffende rente is te onderscheiden van de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs;
2. de desbetreffende financieringsovereenkomst schriftelijk is opgemaakt;
3. de verkoper kan aantonen dat die goederen werkelijk tegen de prijs die als werkelijk betaalde of te betalen prijs is aangegeven, worden verkocht, en de gevraagde rentevoet niet hoger is dan in het land waar en op het tijdstip waarop de financiering heeft plaatsgevonden voor dergelijke transacties gebruikelijk is.
Artikel 16
1. Niettegenstaande de artikelen 9 tot en met 15 wordt voor de bepaling van de waarde van ingevoerde informatiedragers die gegevens of instructies bevatten bestemd voor gebruik in gegevensverwerkende apparatuur, slechts rekening gehouden met de kosten of de waarde van de informatiedrager zelf; in de waarde van ingevoerde informatiedragers die gegevens of instructies bevatten, zijn derhalve de kosten of de waarde van de gegevens of de instructies niet begrepen, mits deze kosten of deze waarde van de kosten of de waarde van de betreffende informatiedrager te onderscheiden zijn.
2. Voor de toepassing van dit artikel zijn:
a. onder de term "informatiedrager" niet begrepen: geïntegreerde schakelingen, halfgeleiders en soortgelijke componenten of artikelen die dergelijke schakelingen of componenten bevatten;
b. onder de termen "gegevens of instructies" niet begrepen geluids-, cinematografische of video-opnamen.
Artikel 17
1. Indien bij het bepalen van de waarde wordt uitgegaan van bedragen die zijn uitgedrukt in buitenlandse munt, geschiedt de herleiding tot Surinaams courant naar de door de Centrale Bank vastgestelde verkoopkoers, zoals die van kracht is op de tweede werkdag in de periode van twee weken waarin de dag van de aangifte valt; is door de Centrale Bank van Suriname voor een bepaalde geldsoort geen verkoopkoers vastgesteld, dan geldt de verkoopkoers zoals die door de Centrale Bank van Suriname op aanvraag zou zijn vastgesteld op de tweede werkdag in de periode van twee weken waarin de dag van de aangifte valt.
2. In geval van pariteitswijzigingen in of met het buitenland in de loop van de periode zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, is de Minister bevoegd te bepalen dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde herleiding tot Surinaams courant zal geschieden naar de verkoopkoers op een ander tijdstip.
Artikel 18
1. Onder door of namens de Minister vast te stellen voorwaarden kunnen door de aangever, bij het ter visitatie aanbieden van goederen op documenten of aangiften die zijn verkregen volgens artikel 11 van de Scheepvaartwet, de in de aangifte vermelde gegevens slechts door originele op de koop of levering betrekking hebbende bescheiden gestaafd worden.
2. De aangever is ter justificatie der overgelegde bescheiden des gevorderd gehouden aan de Inspecteur of aan de door deze aan te wijzen ambtenaren of deskundigen inzage te verlenen van de op de levering betrekking hebbende kantoorboeken, brieven en andere bescheiden.
3. Zolang de in lid 1 van dit artikel bedoelde overlegging niet heeft plaats gehad en de in lid 2 van dit artikel bedoelde inzage niet is verleend kunnen de goederen op kosten en risico van de aangever worden aangehouden.
Artikel 19
Wanneer de visiterende ambtenaren, bij de visitatie van goederen onderworpen aan een invoerrecht naar de waarde, de aangegeven waarde te laag oordelen, houden zij de goederen aan en delen desverlangd een en ander schriftelijk mede aan de aangever of, indien deze niet tegenwoordig is, aan de persoon die de goederen ter visitatie aanbiedt en geven hiervan tevens kennis aan de Inspecteur.
Artikel 20
1. Na de mededeling als bedoeld in artikel 19 worden de aangehouden goederen geïnventariseerd; de aangever of iemand van zijnentwege wordt uitgenodigd bij de inventarisatie tegenwoordig te zijn en het relaas daarvan mede te ondertekenen.
2. De Inspecteur kan, wanneer de omstandigheden dit wenselijk maken, voorschrijven dat de inventarisatie niet of slechts gedeeltelijk zal plaats hebben; de Inspecteur kan mede voorschrijven dat de aangever de goederen voor de inventarisatie moet doen ontpakken; bij weigering om hieraan te voldoen, geschiedt de ontpakking op kosten en risico van de aangever.
3. Blijkt bij de inventarisatie dat de goederen onder verkeerde benaming zijn aangegeven, dan worden verder de voorschriften van de Scheepvaartwet toegepast.
Artikel 21
1. Komt de Inspecteur de aangegeven waarde te laag voor, dan nodigt hij de aangever binnen acht dagen na de aanhouding van de goederen uit om binnen een maand stukken over te leggen, waarvan de kennisneming bevorderlijk kan zijn aan een juiste beoordeling van de waarde der goederen; op schriftelijk verzoek kan de Inspecteur deze termijn met nog eens een maand verlengen.
2. De Inspecteur stelt de waarde vast en geeft hiervan onder vermelding van de gronden waarop zijn beslissing rust, binnen een maand na het verstrijken van de voor het overleggen van stukken gestelde termijn aan de aangever kennis; de in dit lid genoemde termijn van een maand kan in overleg met de aangever worden verlengd. De beslissing van de Inspecteur treedt pas in werking nadat de termijn om in beroep te gaan is verstreken zonder dat beroep is ingesteld, dan wel direct nadat op het ingestelde beroep door de Raad van Beroep uitspraak is gedaan.
3. Blijkt de Inspecteur dat de waarde niet te laag is aangegeven, dan worden de goederen onverwijld ter beschikking van de aangever gesteld.
4. De uitnodiging en kennisgeving als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel worden aan de aangever aangetekend per post toegezonden of aan deze tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.
Artikel 22
1. Aanvaardt de aangever de door de Inspecteur vastgestelde waarde, dan worden hem, behoudens eventueel in te stellen bekeuring wegens te lage aangifte, de goederen ter beschikking gesteld na betaling van het verschuldigde meerdere invoerrecht, alsmede van de verschuldigde kosten en van het stellen van een zekerheid tot een door de Inspecteur te bepalen bedrag voor de eventueel te verbeuren boete.
2. Door de betaling van het meerdere invoerrecht vervallen alle rechten van de aangever om in beroep te komen tegen de door de Inspecteur vastgestelde waarde; dit geldt ook indien de aangegeven waarde door de Inspecteur is verhoogd in overleg met de aangever, zonder dat het bepaalde in dit artikel en in artikel 21 in aanmerking is genomen en de aangever daarmee blijkens de betaling van het meerdere akkoord is gegaan.
Artikel 23
1. Hangende het geschil omtrent de waarde, kunnen de goederen op schriftelijk verzoek van de aangever aan deze worden afgegeven tegen zekerheidsstelling ten genoegen van de Inspecteur voor hetgeen later blijken zal verschuldigd te zijn wegens invoerrecht, kosten en de eventueel te verbeuren boete, mits:
a. tussen de ambtenaren en de aangever geen verschil bestaat over de hoeveelheid van de goederen;
b. naar het gevoelen van de Inspecteur de waarde kan worden beoordeeld naar aan te houden stalen of monsters of naar beschrijvingen of afbeeldingen, alle door de ambtenaren en de aangever te waarmerken.
2. De Inspecteur kan voorts toestaan dat, in plaats van stalen en monsters, van al de goederen een of meer gewaarmerkte exemplaren als typen worden aangehouden, mits schriftelijk door de ambtenaren en de aangever wordt overeengekomen omtrent de verhouding, die tussen de waarde der als typen aangehouden exemplaren en die der overige goederen bestaan.
3. Zijn op de voet van lid 2 van dit artikel stalen, monsters of typen genomen of zijn beschrijvingen of afbeeldingen vastgesteld, dan bepaalt de Inspecteur of de Raad van Beroep de waarde der goederen naar die stalen, monsters, typen, beschrijvingen of afbeeldingen, met inachtneming van de verhouding, bedoeld bij lid 2 van dit artikel.
4. Het aanhouden van monsters, stalen of typen, of het vaststellen van beschrijvingen of afbeeldingen, kan met toestemming van de Inspecteur onder door hem te stellen voorwaarden vervangen worden door de schriftelijke belofte van de aangever om de goederen op de eerste aanvraag te zullen vertonen aan de Inspecteur, de Raad van Beroep of de leden daarvan, zowel als aan de eventueel door de Inspecteur of de Raad aan te wijzen deskundigen.
Artikel 24
1. Indien de aangever het volgens deze wet verschuldigde invoerrecht niet heeft betaald binnen een maand nadat de waarde onherroepelijk vaststaat, wordt het verschuldigde verhaald op de op grond van artikel 23 gestelde zekerheid; indien geen zekerheid is gesteld, dan worden tot verhaal van het verschuldigde de betrokken goederen door of vanwege de Inspecteur in het openbaar verkocht en wordt de zuivere opbrengst op rekening van het verschuldigde aan staatskas verantwoord.
2. Bedraagt de zuivere opbrengst van de verkoop meer dan het te verhalen bedrag, dan blijft het meerdere gedurende een jaar na de verkoop ter beschikking van de aangever; na deze termijn vervalt het bedrag dat niet door de aangever is gevorderd aan staatskas.
Artikel 25
1. Wanneer de visiterende ambtenaar bij de invoer van aan invoerrecht onderworpen goederen die zich onder de bagage van de reizigers bevinden met de aangegeven waarde geen genoegen neemt, kan de aangever deze waarde tot een door genoemde ambtenaar te bepalen bedrag verhogen.
2. Verhoogt de aangever de aangegeven waarde niet tot het in lid 1 van dit artikel bedoelde door de visiterende ambtenaar bepaalde bedrag, dan stelt deze ambtenaar, in afwijking van de artikelen 9 tot en met 15, de waarde vast en geeft daarvan aan de aangever een schriftelijke verklaring af; deze verklaring treedt voor de verdere toepassing van deze wet in de plaats van de in artikel 21 bedoelde beslissing van de Inspecteur.
Artikel 26
Bestaat bij de aangifte van goederen, aangegeven tot opslag in entrepot of tot wederuitvoer, tussen de ambtenaar en de aangever een verschil omtrent de waarde, dan beslist de Inspecteur, behoudens beroep bij de Directeur.
HOOFDSTUK IIIA
Naheffing
Artikel 26a
1. Onverminderd de bepalingen van de Scheepvaartwet wordt, indien na de wegvoering van de goederen blijkt dat een lager bedrag aan invoerrecht is geheven dan volgend deze wet verschuldigd is of zou zijn geweest, het te weinig geheven bedrag van zowel de aangever als de importeur nageheven, met dien verstande dat betaling door een van beide de ander bevrijdt.
2. Naheffing kan plaatsvinden tot maximaal vijf jaar na de datum van het ontstaan van de oorspronkelijke schuld.
Artikel 26b
1. De naheffing vindt door of namens de Inspecteur plaats bij wege van een uitnodiging tot betaling.
2. Deze uitnodiging tot betaling wordt als ware het een aanslag ingevorderd krachtens het Staatsbesluit van april 1869 no. 23 (geldende tekst G.B. 1937 No. 143); de artikelen 62 en 63 van de Scheepvaartwet zijn van overeenkomstige toepassingen.
3. De Minister kan nadere regels stellen omtrent de vorm van de uitnodiging tot betaling.
HOOFDSTUK IV
Vrijstellingen
Artikel 27
1. Voorzover de in dit hoofdstuk opgenomen vrijstellingen uitgaan van het beginsel van de identiteit van de goederen, zijn zij slechts van toepassing indien de identiteit voldoende kan worden vastgesteld.
2. De Minister kan, onder door hem te stellen voorwaarden, bepalen dat toepassing van lid 1 van dit artikel achterwege kan blijven.
3. Met betrekking tot de toepassing van de in dit hoofdstuk opgenomen vrijstellingen kan de Minister aangaande aangiften en documenten regels stellen die afwijken van het bepaalde bij of krachtens de Scheepvaartwet.
Artikel 28
Voor goederen, die met teruggaaf of afschrijving van invoerrecht, accijns of enige andere belasting zijn uitgevoerd, wordt bij wederinvoer geen vrijstelling, die uitgaat van voorafgaande uitvoer uit het vrije verkeer, verleend alvorens het bij de uitvoer teruggegeven of afgeschreven bedrag weder is betaald of deze betaling is verzekerd.
Artikel 29
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van:
a. verhuisboedels, voor zover zij uit gebruikte goederen bestaan;
b. uitzetten en huwelijksgeschenken, bestemd voor een persoon wonende buiten het grondgebied van Suriname, die met een ingezetene van Suriname in het huwelijk treedt en zich tengevolge van dat huwelijk in Suriname gaat vestigen;
c. gebruikte goederen, die een ingezetene van Suriname heeft geërfd;
d. doodskisten waarin lijken en urnen waarin as van verbrande lijken, benevens de daarmede ingevoerde bloemen en tot versiering van de kist of urn dienende voorwerpen.
2. De Minister kan bepalen dat de vrijstellingen bedoeld in lid 1, onder a en b van dit artikel, worden verleend als voorwaardelijke vrijstelling.
Artikel 30
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van:
a. monsters en stalen met een onbeduidende waarde, die worden ingevoerd om daarop bestellingen op te nemen van in te voeren goederen, of die bestemd zijn om te dienen tot het doen van aankopen van uit te voeren goederen;
b. monsters en stalen, andere dan bedoeld onder a, die toebehoren aan buiten het grondgebied van Suriname gevestigde personen en die worden ingevoerd om, na te hebben gediend tot het opnemen van bestellingen van in te voeren goederen of tot het doen van aankopen van uit te voeren goederen, weder te worden uitgevoerd;
c. catalogi, prijscouranten en ander handelsdrukwerk op naam van een buiten het grondgebied van Suriname gevestigde onderneming, die per geadresseerde in geringe hoeveelheden worden ingevoerd.
2. De vrijstelling, bedoeld in lid 1, onder b van dit artikel, is een voorwaardelijke vrijstelling.
Artikel 31
Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke vrijstelling van invoerrecht verleend voor:
a. goederen die worden ingevoerd om een herstelling te ondergaan en die daarna weder worden uitgevoerd;
b. goederen die worden ingevoerd om een bewerking te ondergaan en die daarna weder worden uitgevoerd;
c. goederen die worden ingevoerd om als delen en onderdelen te worden aangebracht aan andere goederen en daarna weder worden uitgevoerd;
d. goederen die worden ingevoerd om te worden verwerkt tot andere goederen die worden uitgevoerd;
e. tekeningen, ontwerpen en modellen die worden ingevoerd om daarnaar goederen te vervaardigen en die vervolgens weder worden uitgevoerd.
Artikel 32
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van:
a. goederen die, na uit het vrije verkeer te zijn uitgevoerd en buiten het grondgebied van Suriname een herstelling of een bewerking te hebben ondergaan, weder worden ingevoerd;
b. goederen die zijn verkregen door verwerking buiten het grondgebied van Suriname van goederen die uit het vrije verkeer zijn uitgevoerd;
c. goederen waaraan zich delen of onderdelen bevinden die uit het vrije verkeer zijn uitgevoerd en buiten het grondgebied van Suriname aan die goederen zijn aangebracht;
d. goederen, die hun waarde mede ontlenen aan tekeningen, ontwerpen, modellen of andere producten van techniek, kunst of wetenschap, dan wel aan auteursrechten, octrooien of dergelijke rechten, mits die producten of rechten toebehoren aan personen wonende of gevestigd binnen het grondgebied van Suriname en niet zijn verkregen van de buiten dat grondgebied wonende of gevestigde fabrikant of leverancier van de goederen of van een met hem in zaken verbonden persoon.
2. De vrijstellingen bedoeld in lid 1, onder a, b en c van dit artikel, worden verleend tot het bedrag dat geheven zou zijn indien op het tijdstip van de invoer de uitgevoerde goederen zouden worden ingevoerd in de staat waarin zij zich op het tijdstip van de uitvoer bevonden.
3. In afwijking van het in lid 2 van dit artikel bepaalde, wordt het daar bedoelde bedrag berekend op basis van het op de ingevoerde goederen van toepassing zijnde recht indien dit recht lager is dan het recht dat van toepassing is op de uitgevoerde goederen.
4. Gehele vrijstelling wordt verleend voor goederen, waarvoor herstelling kosteloos is geschied op grond van garantieverplichtingen of wegens het bestaan van een fabricagefout, mits met de gebreken die tot de tijdelijke uitvoer hebben geleid geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de waarde van de goederen ten tijde van de eerste invoer.
5. De vrijstelling bedoeld in lid 1, onder d van dit artikel, wordt verleend tot het bedrag dat van de goederen minder geheven zou zijn, indien bij de vaststelling van de waarde daarvan geen rekening zou worden gehouden met de in die bepaling bedoelde producten of rechten.
Artikel 33
1. De Minister kan bepalingen vaststellen volgens welke, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht wordt verleend voor de invoer van goederen die dienen tot vervanging van binnen zes maanden na de invoer in het vrije verkeer ter herstelling of vervanging weder uitgevoerde goederen.
2. De vrijstelling wordt verleend tot het bedrag dat geheven zou zijn indien op het tijdstip van de invoer de uitgevoerde goederen zouden worden ingevoerd in de staat waarin zij zich op het tijdstip van de uitvoer bevonden.
3. Indien vervanging uitsluitend of mede is geschied op grond van garantieverplichtingen of wegens het bestaan van een fabricagefout zal de vrijstelling zoveel belopen dat slechts invoerrecht wordt geheven over een waarde gelijk aan het bedrag dat de belanghebbende bij de goederen heeft moeten betalen, of overeenkomend met de waarde van de tegenprestatie welke die belanghebbende heeft moeten verrichten, om de vervangende goederen te verkrijgen, mits met de gebreken die tot de uitvoer hebben geleid geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de waarde van de goederen ten tijde van de oorspronkelijke invoer.
Artikel 34
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van verpakkingsmiddelen, dekkleden en stuwmateriaal en andere voorwerpen - andere dan containers en vervoermiddelen - vervaardigd en ingericht voor het vervoer van goederen, die:
a. na uit het vrije verkeer te zijn uitgevoerd, teneinde daarmede goederen uit te voeren, weder worden ingevoerd zonder buiten het grondgebied van Suriname een herstelling, een bewerking of een verwerking te hebben ondergaan;
b. hetzij worden gebruikt bij de invoer van goederen om vervolgens weder te worden uitgevoerd, hetzij worden ingevoerd om te worden gebruikt bij de uitvoer van goederen.
2. De vrijstelling, bedoeld in lid 1, onder b van dit artikel, is een voorwaardelijke vrijstelling.
Artikel 35
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele vrijstelling van invoerrecht worden verleend voor de invoer van:
a. vervoermiddelen en containers die, na uit het vrije verkeer te zijn uitgevoerd, weder worden ingevoerd zonder buiten het grondgebied van Suriname een herstelling, bewerking of een verwerking te hebben ondergaan;
b. vervoermiddelen en containers die worden ingevoerd om, na slechts korte tijd binnen het grondgebied van Suriname te zijn verbleven, weder worden uitgevoerd;
c. goederen die door reizigers tot hun persoonlijk gebruik gedurende de reis worden gebezigd;
d. provisie en scheepsbehoeften aan boord van binnenkomende schepen, geen woonschepen zijnde; provisie aanwezig in luchtvaartuigen in internationaal verkeer; brandstoffen en smeermiddelen aanwezig in binnenkomende vervoermiddelen en bestemd voor de voortdrijving of smering daarvan.
2. De Minister kan bepalen dat de vrijstelling bedoeld in lid 1, onder c van dit artikel, mede geldt voor verbruiksgoederen en voor kleine hoeveelheden goederen die als souvenir of geschenk dan wel voor eigen gebruik na de reis door de reizigers worden meegevoerd.
3. De vrijstelling bedoeld in lid 1, onder b van dit artikel, is een voorwaardelijke vrijstelling. De Minister kan bepalen dat de vrijstelling voor de invoer van de in lid 1, onder c van dit artikel, bedoelde goederen, die worden gebezigd door in het buitenland wonende personen als voorwaardelijke vrijstelling wordt verleend.
4. Indien op grond van de krachtens lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden en beperkingen geen vrijstelling kan worden verleend voor de invoer van de in lid 1, onder d van dit artikel, bedoelde goederen, wordt de vrijstelling onder door de Minister te stellen voorwaarden en beperkingen verleend als voorwaardelijke vrijstelling.
Artikel 36
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder de daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van:
a. goederen die bestemd zijn voor het persoonlijk gebruik - gebruik door leden van het gezin daaronder begrepen - van binnen het grondgebied van Suriname hun functie uitoefenende diplomatieke ambtenaren en beroepsconsuls, alsmede van de aan aldaar gevestigde ambassades, gezantschappen en consulaten verbonden kanselarijbeambten;
b. kanselarijbenodigdheden, die door of namens vreemde regeringen aan haar binnen het grondgebied van Suriname gevestigde ambassades, gezantschappen en consulaten worden toegezonden.
2. De vrijstelling bedoeld in lid 1, onder a van dit artikel, is slechts van toepassing voor zover de daar bedoelde diplomatieke ambtenaren, beroepsconsuls en kanselarijbeambten vreemdeling zijn en overigens binnen het grondgebied van Suriname geen bedrijf of beroep uitoefenen.
3. De vrijstellingen bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn slechts van toepassing indien en voor zover de vreemde staat waaraan de ambassade, het gezantschap en het consulaat binnen het grondgebied van Suriname is gevestigd, aan Suriname een overeenkomstige vrijstelling verleent, behoudens afwijking in bestaande internationale verdragen.
4. De Minister kan bepalen dat de vrijstellingen bedoeld in lid 1 van dit artikel worden verleend als voorwaardelijke vrijstellingen.
Artikel 37
De Minister kan, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, bepalingen vaststellen volgens welke vrijstelling van invoerrecht wordt verleend in gevallen waarin de internationale betrekkingen zulks wenselijk maken.
Artikel 38
Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van:
a. goederen die wegens beschadiging, bederf of slijtage niet meer geschikt zijn te achten en ook niet meer geschikt zijn te maken om te worden gebruikt voor het doel, waartoe zij in gave of niet bedorven toestand worden aangewend;
b. resten en afvallen, die niet afzonderlijk zijn genoemd in de tarieflijst die is opgenomen als bijlage behorende bij deze wet, voor zover de resten en afvallen, in de staat waarin zij bij de invoer verkeren, niet meer zijn gelijk te stellen met de goederen waarvan zij afkomstig zijn.
Artikel 39
1. Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, kan gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht worden verleend voor de invoer van:
a. goederen, bestemd voor openbare musea of openbare verzamelingen om daarin bewaard te blijven;
b. films, filmstroken, microfilms, lantaarnpaaltjes en geluidsopnamen van opvoedkundige aard, bestemd voor omroeporganisaties of bestemd om, zonder dat daarbij winst wordt beoogd of gemaakt te worden gebruikt door organisaties die door de Minister zijn aangewezen;
c. wetenschappelijk instrumenten en apparaten, uitsluitend bestemd voor het onderwijs of voor zuiver wetenschappelijk onderzoek waarbij geen winst wordt beoogd of gemaakt, mits deze instrumenten of apparaten worden ingevoerd ten behoeve van door de Minister aan te wijzen wetenschappelijke instellingen of inrichtingen van hoger onderwijs;
d. goederen speciaal vervaardigd, hetzij voor de opvoedkundige, culturele of wetenschappelijk ontwikkeling van blinden, hetzij voor de wederinschakeling van blinden in de maatschappij en bestemd tot hun persoonlijke gebruik;
e. geschenkzendingen in door de Minister aan te wijzen gevallen;
f. door de Minister aangewezen goederen die in verband met hun bijzondere aard of bestemming geacht kunnen worden voor het handelsverkeer van geen betekenis te zijn;
g. benodigdheden, waaronder provisies, voor expedities waarvan ten genoegen van de Minister of een door hem aan te wijzen ambtenaar wordt aangetoond dat zij een wetenschappelijke doel beogen;
h. door de Minister aangewezen toestellen, apparaten of voorwerpen, die dienen om de nadelige gevolgen van lichaamsgebreken geheel of gedeeltelijk op te heffen;
i. voorwerpen ten behoeve van erkende kerkgenootschappen, bestemd om bij de eredienst te worden gebruikt;
j. bijenkorven, bijenkasten, bijenmaskers, bijenraten (niet met honing gevuld) en dergelijke goederen, kennelijk bestemd voor de bijenteelt;
k. benodigdheden voor door de Minister aan te wijzen takken van sport, met uitzondering van kleding, kledingtoebehoren en ander schoeisel dan voetbalschoenen en spikes;
l. munten, bankbiljetten en muntbiljetten die door de Staat als wettig betaalmiddel worden uitgegeven;
m. zonne-energiesystemen alsmede delen en toebehoren daarvoor, bestemd voor het opwekken van elektriciteit;
n. schildpadeieren bestemd voor wetenschappelijke doeleinden of bestemd voor de teelt van schildpadden;
o. wandplaten uitsluitend bestemd voor demonstratie - of onderwijsdoeleinden;
p. producten voor fotografie en cinematografie die bestemd zijn voor de off-setindustrie, luchtfotografie, astronomie, geofysie, fernografie en microfotografie en dergelijke.
2. Behoudens de vrijstellingen bedoeld in lid 1, onder e en f van dit artikel, kan de Minister bepalen dat deze worden verleend als voorwaardelijke vrijstelling.
3. De in lid 1, onder b van dit artikel, bedoelde vrijstelling wordt ongeacht de bestemming verleend indien de daar bedoelde goederen zijn vervaardigd door de Verenigde Naties of een van haar gespecialiseerde organisaties.
Artikel 40
Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele voorwaardelijke vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van vliegtuigbenzine, bestemd voor verbruik aan boord van vliegtuigen die binnenlandse luchtvaartdiensten onderhouden.
Artikel 41
1. De Minister kan bepalingen vaststellen volgens welke, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht wordt verleend voor de invoer van goederen, door of ten behoeve van het Land of van door hem aan te wijzen parastatale lichamen om te worden gebruikt of verbruikt ten behoeve van de uitvoering van openbare werken, die geheel of voor een belangrijk gedeelte worden gefinancierd uit door Nederland of door andere landen of door buitenlandse overheidsinstellingen speciaal voor de uitvoering van die werken ter beschikking gestelde middelen; indien de uitvoering van zodanig werk geschiedt onder een overeenkomst van aanneming van werk, kan de vrijstelling ook worden verleend voor goederen, die door of ten behoeve van de aannemer, speciaal ten behoeve van de uitvoering van dat werk worden ingevoerd en een bestanddeel van dat werk gaan uitmaken.
2. De Minister kan bepalen dat de vrijstelling wordt verleend bij wijze van weder ter beschikking stellen van de ter zake van invoerrecht betaalde bedragen aan betrokken landsdienst ter financiering van zodanige werken.
3. De Minister kan bepalen dat de vrijstelling bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt verleend als voorwaardelijke vrijstelling.
Artikel 42
De Minister kan bepalingen vaststellen volgens welke, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht wordt verleend voor de invoer van goederen door of ten behoeve van verenigingen of stichtingen (kerkgenootschappen daaronder begrepen), die rechtspersoonlijkheid bezitten en die zich ten doel stellen het verlenen van hulp aan of de verzorging van personen die in hoofdzaak of voor een belangrijk deel, tot de minst draagkrachtigen behoren.
Artikel 43
Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, kan gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht worden verleend voor de invoer van gebruikt luchtvaartmaterieel, ingevoerd door binnen het grondgebied van Suriname gevestigde luchtvaartmaatschappijen en afkomstig van door deze ondernemingen in internationaal verkeer gebezigd en aan haar toebehorend materieel.
Artikel 44
Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, kan gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht worden verleend voor de invoer van:
a. benodigdheden voor de aanleg en het onderhoud van telegraaf - en telefoonlijnen en van radio - en/of televisieomroep, zendinstallaties en voor het tot stand brengen en in stand houden van radio -telegrafie en
-telefonieverbindingen, waaronder niet begrepen huistelefooninstallaties, huistoestellen en huisinrichtingen voor radio -telegrafie en/of -telefonie.
b. goederen door of ten behoeve van de Surinaamse Waterleiding Maatschappij en bestemd voor de waterwinning, waterverdeling en waterverkoop van het bedrijf van die vennootschap.
Artikel 45
Volgens door de Minister vast te stellen bepalingen, onder daarbij door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht verleend voor de invoer van goederen, die uit 2het vrije verkeer zijn uitgevoerd voor enig ander doel dan is voorzien in d2e voorgaande artikelen en weder worden ingevoerd zonder buiten het grondgebied van Suriname een herstelling, bewerking of verwerking te hebben ondergaan.
Artikel 46
De Minister kan bepalingen vaststellen volgens welke onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke vrijstelling van invoerrecht wordt verleend voor de invoer van goederen, die worden ingevoerd om, na slechts korte tijd binnen het grondgebied van Suriname te zijn verbleven zonder een bewerking, of een verwerking te hebben ondergaan, weder te worden uitgevoerd.
Artikel 47
1. Indien zulks naar het oordeel van de Minister in het economisch belang van Suriname nodig is, kan bij Staatsbesluit gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke vrijstelling van invoerrecht worden verleend voor grond- en hulpstoffen en verpakkingsmiddelen ten behoeve van bedrijven van nijverheid, landbouw, bosbouw, veeteelt, visserij, mijnbouw, voedingsmiddelen - of genotsmiddelenindustrie.
2. De Minister kan bepalingen vaststellen volgens welke onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen. gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht wordt verleend voor de invoer van geneesmiddelen en andere artikelen, ter bestrijding van volks - en besmettelijke ziekten.
Artikel 48
1. Indien de verplichtingen die zijn opgelegd in verband met een verleende gehele of gedeeltelijke vrijstelling niet of niet volledig worden nagekomen, kan de verleende vrijstelling worden ingetrokken.
2. Indien een vrijstelling van invoerrecht ten onrechte is verleend, of aan de voorwaarden waaronder zij is verleend niet is voldaan of, is komen te vervallen dan wel is ingetrokken, is het invoerrecht waarvan vrijstelling was verleend alsnog verschuldigd en wordt het ingevorderd krachtens het Staatsbesluit van 3 april 1869 no. 23 (geldende tekst G.B. 1937, No. 143); de artikelen 62 en 63 van de Scheepvaartwet zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK V
Teruggaaf van betaalde invoerrechten
Artikel 49
1. Door of vanwege de Minister kan, onder door hem te stellen voorwaarden en beperkingen, teruggaaf worden verleend van invoerrecht:
a. dat ten onrechte is geheven of betaald;
b. dat is betaald voor goederen die, zonder hier te lande te zijn gebruikt zijn teloor gegaan;
c. dat is betaald voor goederen die, zonder hier te lande te zijn gebruikt, hetzij weder zijn uitgevoerd, hetzij onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd;
d. dat is betaald voor goederen, die niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd en weder zijn uitgevoerd.
2. De Minister kan om redenen van billijkheid teruggaaf van invoerrecht verlenen in gevallen waarin zulks niet mogelijk is op grond van lid 1 van dit artikel.
3. Per verzoek om teruggaaf als in dit artikel bedoeld is een vergoeding verschuldigd waarvan het bedrag door de Minister wordt vastgesteld.
Artikel 50
Teruggaaf van invoerrecht, waaronder begrepen die wegens vrijstelling van invoerrecht, wordt, tenzij de teruggaaf betreft het geval bedoeld bij artikel 49, lid 1, onder a, niet verleend indien het bedrag waarvan teruggaaf wordt verzocht minder is dan S/ 500,-; indien bij één verzoek ten behoeve van meer dan één belanghebbende om teruggaaf van invoerrecht wordt verzocht, wordt voor de toepassing van het in de eerste zin bepaalde het verzoek met betrekking tot elke belanghebbende afzonderlijk beschouwd. Het verzoek tot teruggaaf moet binnen een jaar na de aangifte schriftelijk worden gedaan.
Artikel 51
1. Indien de verplichtingen, die zijn opgelegd in verband met een verleende teruggaaf niet of niet volledig worden nagekomen, kan de verleende teruggaaf weder worden gevorderd.
2. Indien een teruggaaf van invoerrecht ten onrechte is verleend, is het invoerrecht waarvan teruggaaf is verleend weder verschuldigd en wordt ingevorderd op de voet van het Staatsbesluit van 3 april 1869 no. 23; de artikelen 62 en 63 van de Scheepvaartwet zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK VI
Bezwaar en beroep
Afdeling 1
Bezwaar en beroep
Artikel 52
1. Hij die bezwaar heeft tegen de toepassing van de tarieflijst op goederen waarvoor door hem, ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Scheepvaartwet, schriftelijke aangifte is ingediend of tegen een beschikking te zijnen aanzien betreffende een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht of tegen een beschikking op een verzoek om teruggaaf kan binnen twee maanden na dagtekening van de aangifte door de Ontvanger of na dagtekening van de beschikking door de Inspecteur een bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
2. Op het bezwaarschrift wordt uitspraak gedaan door de Inspecteur.
3. De uitspraak is met redenen omkleed indien aan het bezwaar niet ten volle wordt tegemoet gekomen.
4. Een afschrift van de uitspraak wordt door de Inspecteur aan de aangever aangetekend per post toegezonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.
Artikel 53
1. Hij die bezwaar heeft tegen een ingevolge artikel 52 te zijnen aanzien gedane uitspraak van de Inspecteur, kan binnen twee maanden na de dag waarop het afschrift van de uitspraak hem is toegezonden of aan hem is uitgereikt, in beroep komen bij de Raad van Beroep.
2. Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omkleed beroepsschrift; bij het beroepsschrift wordt overgelegd een afschrift van de uitspraak van de Inspecteur en een bewijs dat bij de Ontvanger S/ 100,- (honderd gulden) is gestort als zekerheid voor de kosten bedoeld in lid 3 van dit artikel.
3. Wordt appellant in het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard of wordt het beroep ongegrond verklaard, dan is deze S/ 100,- (honderd gulden) aan staatskas verschuldigd voor vergoeding van kosten, welk bedrag door de Ontvanger wordt verhaald op de ingevolge lid 2 van dit artikel gestelde zekerheid.
Artikel 54
1. De aangever, die bezwaar heeft tegen de door de Inspecteur vastgestelde waarde, kan binnen een maand na de dag waarop de beslissing van de Inspecteur hem is toegezonden of aan hem is uitgereikt, in beroep gaan bij de Raad van Beroep.
2. Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omkleed beroepsschrift; bij het beroepsschrift wordt de kennisgeving van de vaststelling van de waarde door de Inspecteur overgelegd; uit het beroepsschrift moet blijken tegen welke waarde de appellant de goederen wenst aan te geven.
3. Zijn de goederen met toepassing van artikel 23 aan de aangever afgegeven, kan de Raad van Beroep, op schriftelijk verzoek van de appellant, de behandeling van de zaak met ten hoogste drie maanden uitstellen.
4. Kent de Raad van Beroep aan de goederen een andere waarde toe die hoger is dan de aangegeven waarde vermeerderd met twee en een half procent hiervan, of wordt appellant in het beroep niet-ontvankelijk verklaard, dan is appellant aan staatskas verschuldigd voor vergoeding van kosten een som door de Raad van Beroep te bepalen doch ten minste gelijk aan éénmaal het verschil tussen de bedragen aan invoerrecht verschuldigd volgens de aangegeven en volgens de Raad van Beroep vastgestelde waarde; de hoogte van de vergoeding wordt opgenomen in de uitspraak van de Raad van Beroep.
Artikel 55
1. Indien een bezwaar - of beroepsschrift, als bedoeld in dit hoofdstuk, tengevolge van een bijzondere omstandigheid niet binnen de daartoe gestelde termijn is ontvangen, kan op schriftelijk verzoek van de aangever door de Voorzitter van de Raad van Beroep machtiging worden verleend alsnog binnen een door de Raad van Beroep daartoe te stellen termijn zodanig geschrift in te dienen.
2. Het verzoek moet worden ingediend binnen drie jaar na het verstrijken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn; alvorens de Voorzitter van de Raad van Beroep uitspraak doet op het in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoek wordt de Inspecteur in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het verzoek te reageren.
3. Indien de gevraagde machtiging wordt verleend, legt de aangever deze bij zijn bezwaar - of beroepsschrift over.
Afdeling 2
Raad van Beroep
Artikel 56
1. De Raad van beroep bestaat uit vijf leden, van wie vier op voordracht van de Minister door de President van de Republiek Suriname worden benoemd; het vijfde lid wordt op voordracht van het Hof van Justitie door de President van de Republiek Suriname als Voorzitter benoemd.
2. Op de in lid 1 van dit artikel genoemde wijze wordt voor ieder lid ten minste één plaatsvervanger benoemd en bij ontslag of overlijden in een vacature voorzien.
3. Tussen de leden en de plaatsvervangers mag geen bloedverwantschap of zwagerschap tot en met de derde graad bestaan noch mogen zij met elkaar in het huwelijk zijn verbonden; de zwagerschap houdt op door het overlijden van de persoon die haar veroorzaakte.
4. Ambtenaren ressorterende onder het Ministerie van Financiën zijn niet tot lid of plaatsvervanger benoembaar.
5. Elk jaar treedt een lid en zijn plaatsvervanger af volgens rooster, door de Raad van Beroep op te maken; de aftredenden zijn herbenoembaar.
6. De leden en de plaatsvervangers kunnen ook tussentijds op voordracht van het Hof van Justitie door de President van de Republiek Suriname bij een met redenen omkleed besluit worden ontslagen.
7. Aan de Raad van Beroep wordt een secretaris toegevoegd, die door de President van de Republiek Suriname op voordracht van de Minister wordt benoemd en ontslagen.
8. De secretaris heeft slechts raadgevende stem.
9. De Raad van Beroep beslist in hoogste instantie op de bij haar ingestelde beroepen overeenkomstig de beginselen van deze wet, in voltallige vergadering, bij meerderheid van stemmen; de beslissing is met redenen omkleed: zij wordt zo spoedig mogelijk aan de Inspecteur en aan belanghebbende(n) tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.
10. Indien er bij een geschil inzake de waarde bij de bepaling van de waarde geen volstrekte meerderheid is verkregen, wordt de waarde vastgesteld op het gemiddelde van de vijf door de leden opgegeven cijfers.
11. Bij de beraadslaging en de stemming over een beroep waarbij een lid, zijn echtgenote of vroegere echtgenote of één of meer van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of zijlijn tot de derde graad ingesloten, betrokken zijn, verlaat dit lid de vergadering en wordt zijn zetel door zijn plaatsvervanger ingenomen.
12. De Raad van Beroep kan zich door deskundigen doen voorlichten; aan deze kan een door de President van de Republiek Suriname te bepalen vergoeding voor bewezen diensten worden toegekend.
13. Aan de leden van de Raad van Beroep, de plaatsvervangers en de secretaris wordt een door de President van de Republiek Suriname te bepalen en volgens door deze te stellen regelen, aanwezigheidsgeld toegekend.
Artikel 57
1. De leden, de plaatsvervangers en de secretaris van de Raad van Beroep leggen alvorens hun ambt te aanvaarden, in handen van de Minister van Binnenlandse Zaken de volgende eed (c.q. belofte) af:
"Ik zweer (c.q. beloof), dat ik mij van mijn taak als lid (plaatsvervanger of secretaris) van de Raad van Beroep met nauwgezetheid en onpartijdigheid en volgens mijn geweten zal kwijten.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (c.q. dat beloof ik)."
2. Van deze handeling wordt melding gemaakt in de aanstelling; bij herbenoeming wordt geen nieuwe eed of belofte gevorderd, doch wordt op de nieuwe aanstelling naar de vroegere afgelegde eed of belofte verwezen.
Artikel 58
Het Reglement van Orde voor de Raad van Beroep wordt bij staatsbesluit vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
Strafrechtelijke bepalingen
Artikel 59
1. Een ieder die bij het doen van een aangifte een vals of vervalst document overlegt, doet overleggen of heeft overlegd, wordt gestraft met een geldboete van de vijfde categorie of met een boete van ten hoogste twintig maal het invoerrecht dat te weinig is of zou worden geheven, indien dit bedrag hoger is dan de geldboete van de vijfde categorie; de goederen ten aanzien waarvan het strafbare feit is gepleegd kunnen tot verhaal van de geldboete worden aangehouden en geëxecuteerd.
2. Indien de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het geschrift vals of vervalst is, kan hij bovendien worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste één jaar.
3. De in dit artikel omschreven feiten zijn strafbaar ook indien zij buiten Suriname worden begaan.
4. De bepalingen van dit artikel blijven buiten toepassing, indien het feit uitsluitend is geschied met het oogmerk om invloed uit te oefenen op de toepassing van de Wet op het Statistiekrecht (G.B. 1973 no. 9).
Artikel 60
1. Degene die de voorschriften, vastgesteld bij of krachtens deze wet uitgevaardigde staatsbesluiten of beschikkingen, overtreedt of de verplichtingen die op hem rusten in verband met een verleende gehele of gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van invoerrecht, niet of niet volledig nakomt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van ten hoogste S/ 100.000,- (honderd duizend gulden)
- of indien het hierna te noemen bedrag hoger is dan S/ 100.000,- (honderd duizend gulden) - ten hoogste twintig maal de belasting, die dientengevolge ten onrechte niet of te weinig is geheven, dan wel ten onrechte is teruggegeven of had kunnen zijn.
2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing, indien het feit valt onder een bepaling van de Scheepvaartwet waarbij een zwaardere straf op het feit is gesteld.
Artikel 61
1. De in artikel 59, lid 2, en artikel 60 strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven en de in artikel 59, lid 1, strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
2. De regeling van artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 59, lid 1, en artikel 60 strafbaar gestelde feiten met dien verstande dat de Directeur, in overleg met de Procureur-Generaal, tot het stellen van voorwaarden bevoegd is.
3. Indien de bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden begaan door een rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld en de straf uitgesproken tegen de leden van het bestuur; geen straf wordt uitgesproken tegen een lid van het bestuur, van wie blijkt dat het strafbare feit buiten zijn toedoen is gepleegd.
Artikel 62
Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij of krachtens artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, tevens belast de ambtenaren van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen.
HOOFDSTUK VII
Slotbepalingen
Artikel 63
Het is een ieder verboden hetgeen hem in enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet of de daarop gebaseerde staatsbesluiten of beschikkingen, nopens de persoon of de zaken van een ander blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de richtige uitvoering van deze wet en de daarop gebaseerde staatsbesluiten of beschikkingen.
Artikel 64
Behoudens artikel 24 zijn de bepalingen van deze wet niet van toepassing voor de goederen die zijn aangegeven tot opslag in entrepot of tot wederuitvoer.
Artikel 65
1. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op alle goederen die bij de inwerkingtreding van deze wet nog niet ten invoer of ten uitvoer zijn aangegeven. Een aangifte, die bij het inwerkingtreden van deze wet of bij de inwerkingtreding van een wijziging van deze wet, reeds bij de Ontvanger is ingediend wordt, zolang de desbetreffende goederen desverlangd nog niet ter visitatie kunnen worden aangeboden, voor de toepassing van dit artikel beschouwd als niet te zijn gedaan.
2. In alle wettelijke regelingen waarin de Invoerrechtenregeling 1981
(S.B. 1981 no. 132) of enige bepaling van die wet wordt aangehaald, treden deze wet en de regelingen ter uitvoering daarvan hiervoor in de plaats.
3. De op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet geldende regelingen ter uitvoering van de in lid 2 van dit artikel genoemde Invoerrechtenregeling 1981 blijven van kracht, voor zover zij niet met deze wet in strijd zijn en zolang zij niet door andere staatsbesluiten en beschikkingen overeenkomstig deze wet zijn vervangen.
Artikel 66
Bij de inwerkingtreding van deze wet wordt de Invoerrechtenregeling 1981 (S.B. 1981 no. 132) ingetrokken.
Artikel 67
1. Deze wet kan worden aangehaald als: Wet tarief van Invoerrechten 1996.
2. Zij wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.
3. Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
Gegeven te Paramaribo, de 28 december 1995
R.R. VENETIAAN
De Vice-President, Voorzitter van de Raad van Ministers,
J.R. AJODHIA
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie en Politie,
H.S. HILDENBERG
S. GIRJASING
Overzicht van wijzigingen
Regeling Datum Staatsblad Korte Omschrijving
Wet 12 november 2002 2002 No.94 Verhoging % kip 0207…
Wet 02 juni 2004 2004 No.79 Redactie en Instelling navordering
WET van 2 juni 2004, houdende nadere wijziging van de Wet Tarief van Invoerrechten 1996 (S.B. 1995 no. 111, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2002 no. 112).
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. ALGEMEEN
Het is voor de handel van het grootste belang om wanneer goederen worden ingevoerd hier snel over te kunnen beschikken.
Door iedere vorm van douanecontrole kan vertraging ontstaan.
Om die reden is het voor de douane niet mogelijk om op het moment van aangifte en voor de wegvoering van de goederen alle documenten en de aangebrachte goederen altijd volledig te controleren. Voor deze wijziging stond de wet echter niet toe om nadat goederen zijn weggevoerd een nader onderzoek te plegen en eventueel te weinig betaalde rechten na te vorderen.
Dit wetsvoorstel maakt dit wel mogelijk.
Daarnaast geeft het de douaneambtenaren de bevoegdheid om uitgebreide administratieve controles te houden, door de introductie van een verplichting om mee te werken aan onderzoeken door de douane en het op verzoek van de douane overleggen van documenten.
Deze bepalingen hebben overigens dezelfde reikwijdte als soortgelijke bepalingen in verschillende andere fiscale wetten.
Door de schakelbepalingen in andere wetten gelden deze bevoegdheden eveneens voor alle andere bij invoer geheven belastingen, zoals accijns en omzetbelasting.
2. ONDERDEELSGEWIJZE TOELICHTING
Onderdeel A
Het betreft hier enkel een redactionele wijziging
Onderdeel B
De huidige definitie van "de ambtenaren" sluit een groot gedeelte van de ambtenaren van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen uit, door slechts de ambtenaren belast met visitatie (onderzoek der goederen) in de wet op te nemen. Door de reikwijdte van de definitie te vergroten zal de inzet van de verschillende onderdelen van deze Inspectie vergemakkelijkt worden.
Het is aan de dienstleiding om vervolgens aan te geven welke afdelingen zich bezig zullen houden met de toepassing van deze wet.
Onderdeel C
Door de toevoeging van dit artikel krijgen douaneambtenaren meer bevoegdheden om administratieve bescheiden in te zien en op te vragen. De huidige wetgeving is sterk gericht op de fysieke controle van goederen, zodat dergelijke bevoegdheden tot nu toe ontbraken.
Belangrijk hierbij is dat niet alleen de aangever verplicht is zijn medewerking te verlenen, maar ook ieder ander die over informatie of inlichtingen beschikt die douane ambtenaren nodig hebben om de juiste hoeveelheid rechten bij invoer te heffen.
Overigens bevat dit artikel een beperkende en een doelbindende bepaling, ambtenaren mogen slechts gebruik maken van deze bevoegdheden voor zover dat voor hun taak noodzakelijk is.
Onderdeel D
Het is op zich niet verplicht om bij een douaneaangifte een factuur of een andere bescheid te overleggen. Het is echter wel verstandig om dit te doen. De douane zal namelijk bijvoorbeeld de door de aangever op zijn aangifte vermelde douanewaarde altijd verwerpen als er geen ondersteunende documentatie is en zelf, op de in wet vermelde wijze, de douanewaarde vaststellen.
Het overleggen van documentatie is derhalve in het voordeel van de aangever.
De wijziging van het eerste lid van artikel 18 strekt er toe dat indien er bescheiden worden overlegd, deze bescheiden altijd origineel moeten zijn. Kopieën, faxen en andersoortige afschriften van originelen worden niet geaccepteerd.
Onderdeel E
Met de toevoeging van dit nieuwe hoofdstuk wordt de naheffing van de rechten bij invoer geregeld.
De aansprakelijkheid is zowel de aangever als de importeur.
Hiervoor is gekozen om de douane meer verhaalsmogelijkheden te bieden. Hoe beide hun onderlinge verhouding hebben geregeld speelt hierbij geen rol. Het is echter wel zo dat betaling door een van hen voldoende is. Echter bij niet betalen zullen de voor de invordering geldende normale procedures worden gevolgd.
In deze nieuwe tekst vindt eveneens de introductie van de term "uitnodiging tot betaling" plaats.
Deze vorm van aanslag is vergelijkbaar met een naheffing bij de omzetbelasting. Om echter verwarring hiermee te voorkomen is er voor gekozen om een andere term hiervoor te gebruiken.
Op het moment dat deze wet in werking treedt zullen deze bepalingen onmiddellijk van kracht zijn.
Dat betekent dat de douane vanaf dat moment alle aangiften van de afgelopen vijf jaar kan gaan controleren en, daar waar nodig, invoerrechten kan gaan naheffen.
Echter is er hier geen sprake van terugwerkende kracht, daar de schuld die nageheven wordt, reeds was ontstaan.
Tot op heden was er echter geen mogelijkheid om dit bedrag, alsnog te heffen. Door de wijziging wordt dit wel mogelijk.
Om te voorkomen dat door geldontwaarding het bedrag van de uitnodiging tot betaling rekening gehouden worden met de douanekoers die geldt op het moment dat de uitnodiging tot betaling wordt opgesteld en niet de douanekoers welke gold op het moment dat de oorspronkelijke schuld werd vastgesteld.
De wet zal dus niet alleen van toepassing zijn op goederen die worden ingevoerd vanaf de inwerkingtreding van deze wet.
Onderdeel F
Door deze wijziging wordt artikel 59 in overeenstemming gebracht met de Algemene Geldboetewet (S.B. 2002 no. 73).
Tevens wordt geregeld dat ook wanneer achteraf blijkt dat een document vals of vervalst was, degene die het document heeft overgelegd of daartoe de opdracht heeft gegeven, alsnog kan worden bestraft.
Paramaribo, 2 juni 2004
R. R. VENETIAAN.
|